1568
De onrust in de Nederlanden groeit. De Spaanse hertog van Alva, de katholieke landvoogd van de Nederlanden, regeert met ijzeren vuist. De strijd tussen het Spaanse leger en de geuzen – de protestantse rebellen onder leiding van Willem van Oranje – staat op het punt om in alle hevigheid los te barsten.
De jaren voordien zijn al veel bewoners uit de streek weggetrokken, onder meer naar Engeland. Sommige hopen er ongestoord hun geloof te kunnen uitoefenen, of zijn op de vlucht voor de oorlog en de onderdrukking. Andere zoeken er een beter leven, zonder honger en armoede.
Maar zij zijn niet de enigen die stormen en kapers trotseren om de Noordzee over te steken. Spaanse en Engelse spionnen reizen over en weer. Schepen geladen met graan en textiel verbergen wapens voor de rebellen.
De vluchtelingen proberen in Engeland een nieuw leven op te bouwen, maar veel Engelsen bekijken hen met argwaan. Ze vrezen dat er religieuze fanatiekelingen bij zijn, en onruststokers die in het geheim een inval van het Spaanse leger voorbereiden. Sommigen vinden zelfs dat de vreemdelingen het land moeten worden uitgestuurd.
In de Engelse stad Norwich worden de vluchtelingen uit de Nederlanden aanvankelijk verwelkomd dankzij hun ervaring als wevers en lakenhandelaren, maar ook hier neemt de spanning toe. Sommige van deze zogenaamde strangers ontdekken al snel dat de strijd tussen protestanten en katholieken met hen is meegereisd over de Noordzee.